Berekening van de eiwitbehoefte; een vergelijking van berekeningen op basis van lichaamsgewicht en vetvrije massa

Deze week publiceerde Clinical Nutrition ESPEN onze vergelijking van berekening van de eiwitbehoefte op basis van lichaamsgewicht en vetvrije massa. 

Achtergrond en doelstellingen

In de praktijk is het gebruikelijk om de eiwitbehoefte te schatten op basis van het lichaamsgewicht of het gecorrigeerd lichaamsgewicht (bij BMI <20 kg/m2 en BMI ≥30 kg/m2) of vetvrije massa (VVM). Bij deze verschillende benaderingen worden op individueel niveau grote verschillen in eiwitbehoefte geconstateerd. Om het gesprek over deze benaderingen goed te kunnen voeren, hebben we in een grote populatie gezocht naar een antwoord op de volgende vraag: Leidt de keuze in berekening van de eiwitbehoefte op basis van werkelijk lichaamsgewicht, gecorrigeerd lichaamsgewicht of VVM tot klinisch relevante verschillen?

Methoden

Om dit te onderzoeken zijn meerdere bestaande datasets gebruikt. De ANAC dataset bevatte gegevens van 506 gezonde personen van 55 jaar en ouder en de Amsterdam UMC bestond uit datasets van verschillende onderzoeken en bevatte gegevens 1785 van klinische en poliklinische patiënten van 18 jaar en ouder.

De VVM werd in de ANAC groep gemeten met BodPod en bio-elektrische impedantie analyse (BIA) en in de Amsterdam UMC groep alleen met BIA. De eiwitbehoefte werd berekend als

  1. 1,2 g per kg werkelijk lichaamsgewicht
  2. 1,2 g per kg gecorrigeerd lichaamsgewicht (Bij BMI<20 werd het gewicht bij BMI=20 gebruikt en bij BMI >30 werd het gewicht bij BMI=27,5 gebruikt)
  3. 1,5 g per kg VVM.

Om deze drie benaderingen te vergelijken, werd de derde benadering, de berekening op basis van VVM, als referentie gebruikt. Bland-Altman plots met limits of agreement werden opgesteld om verschillen vast te stellen, analyses werden uitgevoerd voor beide populaties afzonderlijk en gestratificeerd naar BMI-categorie en geslacht.

Resultaten

Bij bijna alle personen met overgewicht en obesitas werd in beide populaties klinisch relevante verschillen gevonden in de berekende eiwitbehoefte op basis van het werkelijke lichaamsgewicht en de VVM

Bij gebruik van gecorrigeerd lichaamsgewicht werd een overschatting gevonden in 48-92% van de deelnemers met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht.

Bekijk hier de belangrijkste resultatentabel en de Bland Altman plots

Conclusie

De drie benaderingen in de schatting van de eiwitbehoefte laten grote verschillen zien. In de meerderheid van de populatie is de eiwitbehoefte op basis van VVM lager in vergelijking met het werkelijke of gecorrigeerde lichaamsgewicht. Correctie van het lichaamsgewicht verkleint de verschillen, maar blijft onaanvaardbaar groot.

Omdat een gouden standaard voor het meten van de eiwitbehoefte niet voor handen is, is het niet mogelijk om in de klinische setting onomstotelijk vast te stellen welke methode de beste is om de eiwitbehoefte te schatten. Gezien de verschillen in VVM, alleen al op basis van geslacht en leeftijd, lijkt het nauwkeuriger om de eiwitbehoefte te schatten op basis van VVM. We roepen daarom op om vaker de VVM te meten en deze uitslagen te gebruiken voor de berekening van de eiwitbehoefte; vooral wanneer een afwijkende lichaamssamenstelling te verwachten is, bijvoorbeeld bij ouderen en personen met overgewicht, obesitas of ernstige obesitas.

 

Dekker IM, van Rijssen N, Verreijen A, de Boer WB, Terpstra D, Weijs PJM, Kruizenga HM. Calculation of protein requirements; a comparison of calculations based on bodyweight and fat free mass. Clinical Nutrition ESPEN, 18 januari 2022

 

In 2019 wonnen Elsbeth de Boer en Dominique Terpstra de Dietetiek scriptieprijs met dit onderzoek. Ze maakten deze video waarin ze de resultaten toelichten.

 

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.